Persbericht in het Nederlands hieronder

 

Dans une carte blanche, 300 associations et plus de 2800 citoyennes se lèvent contre une proposition de loi qui entend remplacer le droit de lever le secret professionnel par l’obligation de le faire pour une série d’infractions. Pour les signataires dont de nombreuses associations de terrain, cette obligation de parole mettra en péril la confiance des usagerères, entravera le travail de terrain et plongera au contraire de nombreuses personnes dans une absence d’aide et de soins et dans le silence. 

Obliger à parler

Cette proposition de loi déposée par des parlementaires N-VA modifie l’article 458bis du Code pénal. Ce texte, introduit en 2011 pour permettre — sans obligation — le signalement de situations graves à la justice (notamment violences sexuelles sur mineurs), pourrait devenir une obligation de signalement généralisée pour les professionnelles de l’aide et du soin. 

Abimer la relation de confiance 

La proposition de loi s’appuie notamment sur la protection des personnes mineures pour pousser l’obligation de lever le secret professionnel. Si les associations signataires rejoignent ces préoccupations, elles signalent que cette proposition de loi entraînerait des effets contraires aux objectifs poursuivis. En effet, les professions concernées par la question (psychologues, infirmierères, assistantes sociauxales, avocates, etc.) sont confrontées à de nombreuses situations où les dangers vécus par les personnes ne se dévoilent pas immédiatement et ne se font souvent que sous le sceau du secret professionnel. En clair, les personnes n’en parlent que parce qu’elles savent qu’il y a un cadre de confidentialité qui a permis à ce que se développe une relation de confiance suffisante pour entraîner le dévoilement. Révéler ces dangers sans leur accord constitue une effraction traumatique supplémentaire.

Des effets contraires aux objectifs poursuivis 

Si la possibilité de parler devient une obligation systématique, le risque est que les personnes victimes, témoins ou auteurs d’infractions se taisent voire ne s’adressent plus aux services d’aide et de soin. Avec deux conséquences : les infractions passent complètement sous les radars et les personnes ne reçoivent plus l’aide ou le soin qui leur seraient pourtant nécessaires. Les personnes seraient dès lors doublement victimes. 

Apprécier chaque situation 

Par ailleurs, l’article 458bis du Code pénal prévoit déjà le droit de parole. Si des professionnelles de l’aide et du soin prennent connaissance d’infractions commises ou susceptibles de se produire, iels vont réaliser un travail d’appréciation pour : 1/ identifier la nature des comportements problématiques et potentiellement délictueux, 2/ estimer s’il y a une base juridique qui permet ou oblige de rompre le secret professionnel, 3/ décider, le cas échéant, de lever le secret en se tournant vers d’autres acteurs, en ce compris la Justice. 

Sensibiliser, former plutôt que d’obliger à parler

A vouloir clarifier les choses de façon radicale, la proposition de loi entraînerait donc des effets exactement opposés et potentiellement désastreux, y compris pour le travail de la Justice qui est utilisé comme justification supplémentaire à la proposition. Les 300 associations et 2800 citoyennes signataires de cette carte blanche appellent les parlementaires à retirer cette proposition de loi et à soutenir plutôt un travail de sensibilisation, de formation et de concertation pour aider à mieux identifier et mieux répondre aux situations de maltraitance, d’abus, de violence.

---

La lettre ouverte, envoyée aux parlementaires de la Commission Justice de la Chambre, et la liste complète des signataires sont disponibles dans les fichiers ci-dessous.

---

In een “carte blanche” spreken 300 verenigingen en meer dan 2800 burgers zich uit tegen een wetsvoorstel dat het recht om het beroepsgeheim op te heffen zou vervangen door een verplichting om dit te doen voor een reeks misdrijven. Voor de ondertekenaars, waaronder talrijke verenigingen op het terrein, zal deze spreekplicht het vertrouwen van de gebruikers in gevaar brengen en het werk op het terrein belemmeren. Veel mensen zullen daarentegen geconfronteerd worden met een gebrek aan hulp en zorg, dit in stilzwijgen gehuld.

De verplichting om te spreken

Dit wetsvoorstel dat door parlementsleden van de N-VA werd neergelegd wijzigt artikel 458bis van het Strafwetboek. Deze tekst, die in 2011 werd ingevoerd om de melding van ernstige situaties (met name seksueel geweld tegen minderjarigen) aan de rechtbank mogelijk te maken – zonder verplichting - zou een veralgemeende signaleringsplicht kunnen worden voor hulp- en zorgverleners.

Het schaden van de vertrouwensrelatie

Het wetsvoorstel baseert zich met name op de bescherming van minderjarigen om aan te dringen op de verplichting om het beroepsgeheim op te heffen. Hoewel de ondertekenende verenigingen deze bezorgdheid delen, wijzen ze erop dat dit wetsvoorstel effecten zou hebben die ingaan tegen de beoogde doelstellingen. De betrokken beroepen (psychologen, verpleegkundigen, maatschappelijk werkers, advocaten, enz.) worden geconfronteerd met tal van situaties waarin de gevaren die individuen ervaren niet onmiddellijk worden onthuld en waarbij dat vaak enkel gebeurt onder de garantie van het beroepsgeheim. Kortom, mensen praten er enkel over omdat ze weten dat er een kader van vertrouwelijkheid is waardoor er een voldoende vertrouwensrelatie kan ontstaan die een onthulling toelaat. Het openbaar maken van deze gevaren zonder hun toestemming is een extra traumatische inbreuk.

Effecten die tegenstrijdig zijn aan de beoogde doelstellingen

Als de mogelijkheid om zich uit te spreken een systematische verplichting wordt, bestaat het risico dat slachtoffers, getuigen of daders van misdrijven gaan zwijgen of zelfs stoppen met het zoeken naar hulp en zorg. Dit heeft twee gevolgen : misdrijven blijven volledig onder de radar en mensen krijgen niet langer de hulp of zorg die ze nodig hebben. Het gevolg is dat mensen dubbel slachtoffer worden.

Elke situatie beoordelen

Artikel 458bis van het Wetboek van Strafrecht voorziet bovendien al het recht om te spreken. Als hulp- en zorgverleners op de hoogte worden gebracht van strafbare feiten die zijn gepleegd of gepleegd dreigen te worden, voeren ze een inschatting uit om 1/ de aard van het problematische en mogelijk criminele gedrag vast te stellen, 2/ te beoordelen of er een wettelijke basis is die hen toestaat of verplicht het beroepsgeheim te doorbreken, 3/ indien nodig te besluiten het beroepsgeheim op te heffen door een beroep te doen op andere actoren, waaronder de rechtbank.

Sensibiliseren, vormen in plaats van mensen te verplichten om te praten

Door op een radicale manier duidelijkheid te willen scheppen, zou het wetsvoorstel precies het tegenovergestelde en mogelijk desastreuze effect hebben, ook voor het werk van Justitie, dat als een extra rechtvaardiging voor het voorstel wordt gebruikt. De 300 verenigingen en 2800 burgers die deze “Carte Blanche” hebben ondertekend, roepen de parlementsleden op om dit wetsvoorstel in te trekken en in plaats daarvan sensibilisering, vorming en overleg te ondersteunen om situaties van mishandeling, misbruik en geweld te helpen identificeren en er beter op te reageren.

---

De open brief die naar de parlementsleden van de Commissie Justitie van de Kamer is gestuurd, en de lijst met alle ondertekenaars zijn beschikbaar in de bijgevoegde bestanden.

---

Een initiatief door / Une initiative de :

Ligue Bruxelloise pour la Santé Mentale

Comité de Vigilance en Travail Social

Comité voor Vigilantie in de Geestelijke Gezondheidszorg - Comité de Vigilance des soins de Santé Mentale

Ligue des Droits Humains

 

 

  • Open brief

 

  • Lettre ouverte

 

  • Liste des signataires / Lijst van de ontertekenaars